20 May 2020

Wetsvoorstel huurbescherming ligplaatsen ingediend

In mijn "laatste"  blog van 26 juni 2019 schreef ik dat het rond de wetgeving voor huurbescherming van ligplaatsen al sinds 2016 erg stil was. Ik zie nu dat op 11 maart 2020 zowaar het Wetsvoorstel huurbescherming voor huurders van ligplaatsen is ingediend bij de Tweede Kamer. Eindelijk.

Sinds vorig jaar woon ik met heel veel plezier in Drenthe en heb ik nog maar weinig te maken met de advocatuur en met woonboten. Toch, gezien mijn nauwe betrokkenheid bij de totstandkoming van deze wetgeving (zie bijvoorbeeld Blog oktober 2016 en mijn reactie aan de Minister) enkele opmerkingen die bij een heel globaal bekijken van het wetsontwerp en de memorie van toelichting bij mij opkwamen.

Overlijden huurder

Bij overlijden van de huurder zetten de erfgenamen de huurovereenkomst met betrekking tot de ligplaats voort, in tegenstelling tot de algemene regeling van huurbescherming van woonruimte aan de wal (het nieuwe artikel 7:268a Burgerlijk Wetboek). Dat wijzigt niets aan de huidige wettelijke regeling maar is wel een verbetering ten opzichte van het voorstel uit 2016.

Indeplaatsstelling

Een flinke vooruitgang in de rechtspositie van de huurder is dat bij verkoop van de woonboot een procedure kan beginnen waarin hij vordert dat de rechter bepaalt dat de koper de bestaande huurovereenkomst voortzet (artikel 7:270b). De rechter kan dit alleen toewijzen als de huurder een zwaarwegend belang daarbij heeft. Volgens de memorie van toelichting is (onder meer) "verkoop van de woonboot aan de (hoogste) bieder" een zodanig zwaarwegend belang. Als dat belang is vastgesteld komt, aldus de memorie van toelichting, de rechter toe aan de afweging van de belangen van de huurder enerzijds en de verhuurder anderzijds. En volgens de toelichting "zal deze belangenafweging in het algemeen in het voordeel van de verkoper/huurder uitvallen".

Het is jammer dat de huurder naar de rechter moet als de verhuurder indeplaatsstelling weigert, maar deze passages maken zijn kans op succes aanzienlijk, niet in het minst door de toelichting. Dat zal hopelijk betekenen dat de verhuurder eieren voor zijn geld kiest en zonder procedure akkoord gaat.

Geen huurbescherming voor aangrenzende oevers en walkanten

Een gigantisch gemiste kans. Volgens § 6.5 van de memorie van toelichting is huurbescherming voor de huur van oevergrond niet nodig, onder meer "omdat zich in de huidige praktijk tot nu toe geen moeilijkheden hebben voorgedaan". Dit stond in 2016 ook al in het consultatievoorstel van het ministerie en van meerdere kanten (zie mijn reactie aan de Minister van oktober 2016, en die van de LWO) is tijdens de consultatie aangevoerd dat zich integendeel in de praktijk regelmatig zeer aanzienlijke problemen hebben voorgedaan en zich nog steeds voordoen. Wederom onbegrijpelijk dat deze passage is herhaald, waar halen ze het vandaan.

Het is hoog tijd voor een zwartboek hierover dat bij de Tweede Kamer wordt ingebracht.

Overgangsrecht

De regel dat de huurbeschermingsregeling pas twee jaar na inwerkingtreding van toepassing wordt op bestaande huurovereenkomsten voor ligplaatsen is helaas gehandhaafd (artikel II van het wetsontwerp). Volgens de memorie van toelichting kunnen particuliere verhuurders gedurende die twee jaar de huurovereenkomst opzeggen, waarvoor ik in mijn reactie ook al waarschuwde. Maar volgens de toelichting "wordt dit risico zeer laag ingeschat" gezien de volgens de regering geringe mogelijkheden voor een andere rendabelere aanwending van de ligplaats. Als de Kamer dit overneemt hou ik mijn hart vast…